Toen het gebied van Vossemeer werd uitgegeven in 1410, had het al een oudere geschiedenis, zij
het onder een andere naam. Hiervoor moeten we terug naar de 13e eeuw toen het gebied tussen Tholen/St. Philipsland en
West-Brabant een groot waddengebied vormde, met slikken, gorzen en aanwassen.
De grens, met inachtname van de voortdurende dynamiek van een schorrenlandschap, tussen Zeeland en Brabant werd oorspronkelijk gevormd door de stroom de Striene.
De Striene, misschien zelfs ooit de hoofdstroom van de Schelde geweest, liep van Strijenham, door Ee en Molenvliet over het gebied van het Vossemeer richting Steenbergen om door de latere Hoekse Waard uiteindelijk tegenover Rhoon in de Maas
uit te monden.
De toen bestaande gebieden ten westen van deze stroom, Scherpenisse, Westkerke, Poortvliet met
Schoondorp, de eilanden Sint Maartensdijk en Stavenisse behoorden tot Zeeland en mitsdien tot het bisdom Utrecht'.
Het gebied van Schakerloo, Tholen en Vriezendijk(Oud Vossemeer) dat gedeeltelijk oostelijk van deze stroom lag behoorde politiek en
geografisch tot Brabant, dat hier onder het bisdom Luik ressorteerde. Dit stuk van Tholen zat nog vast aan het
vasteland en omdat de ratio bij de bisschoppelijke indeling waarschijnlijk is geweest: de eilanden (Zeeland) aan
Utrecht, het vasteland aan Luik, hebben Tholen en Schakerloo, Oud- en Nieuw-Vosserneer en Vrijberghe, tot 1559 bij de
nieuwe bisschoppelijke indeling, aan Luik toebehoord. Kennelijk tot grote tevredenheid van deze uithoek van het
diocees, gezien de vele protesten aan de nieuwe bisschop van Middelburg.
Op 23 februari 1213 maakte Godfried II
van Breda bekend op welke wijze en op welke voorwaarden hij de halve scheepstol op de Striene en de Schelde alsook
Schakerloo en Ossendrecht van hertog Hendrik I van Brabant in leen had ontvangen. Dit deel van Tholen is dan nog
volledig Brabants. In 1220 echter, trouwde graaf Willem I van Holland met de oudste dochter van Hendrik I, Maria,
weduwe van keizer Otto IV. Willem ontving, als een deel van de bruidsschat van zijn vrouw, de helft van Schakerloo in
leen .Omstreeks deze tijd is de polder van Vijftienhonderd gemeten bedijkt, waarna o.a. als gevolg van een andere
ligging van het 'wantij' de tol werd verplaatst naar de plaats waar de huidige stad Tholen ligt
Willem I zou zelf
deze bedijking zijn begonnen, daarbij geholpen door zijn Friese troepen die hem terzijde hadden gestaan bij het beleg
van Damiate in 1219. Dit zou de verklaring kunnen zijn voor de naam Vriezendijkse moeren; de moeren langs de door de
Friezen aangelegde dijk. Van der Aal noemt dit gebied 'gelegen in de huidige heerlijkheid Vosserneer' en leidt de
naam af van het geslacht de Vrieze, dat ook West-Baarland bezat. Dit gebied strekte zich naar het noorden uit,
voorlangs de polders van Broek en Roland en boven de zeedijk van Tholen. Voegt men de plaatsbepalingen van
Hollestelle en Van den Bergh samen, dan komen Vriezendijk en Vosserneer praktisch samen te vallen.
De Torenhoeve heette toen slot Abbebroek, genoemd naar Jan van Abbebroek genoemd als Thoolse edelman
(1235) vgl. de Hoogkamer.
Volgens Boxhorn,Reigersberg en Smallegange waren de Oud Vossemeerpolder,Oud-Kijkuit en Karnemelkspolder(met Botshoofd) en Slabbecoorn al lang voor 1410 in gebruik en/of bedijkt en was de
Torenhoeve toen bekend als Slot Abbebroek(ook wel geheten Velgersdijk). Mogelijk was het van dezelfde uitvoering
als het slot Hoogkamer. In zijn uitgave over Tholen wijdt Ermerins 'n stuk aan slot Abbebroek alleen hij was niet bekend met die oude leenregisters blijkbaar.
het in het bovenste genoemde Hof was de Torenhoeve en dus niet het Hof in de Hofstraat, zie daarvoor het kaartje uit 1832