Auteur Topic: Hikke polder.  (gelezen 1450 keer)

0 leden en 1 gast bekijken dit topic.

Offline webmaster

  • Administrator
  • Full Member
  • *****
  • Berichten: 171
  • Geslacht: Man
  • local historian
  • -Locatie: Willem van Beierenstraat
Hikke polder.
« Gepost op: augustus 01, 2017, 07:19:17 pm »

Hikkepolder.

De Hikke- of voormaals de Onze Lieve Vrouwepolder genoemd, is geheel tegen den Kerkepolder en den lande van den Broek tot stand gekomen. Zijne gronden zijn grootendeels in en langs den Vosvliet ontstaan en van daar dat hunne inpoldering ook eerst eenigen tijd na de vorming van den achlergelegen Kerkepolder kon plaats grijpen. Na de afsluiting van dit water bij de Zoete Weel zal echter spoedig eenige verzanding daarvan zijn gevolgd, hetgeen nog valt waar te nemen, uit de ondiepe gesteldheid der daarvan overgebleven geul, die langs de kust van den Broek en verder in noordelijke strekking tot in het Maarloo bij de bedijking reeds tot eene niet wijde schorkreek was verengd. Ook de zijtak daarvan, die in de Eendracht uitliep, was bij de bedijking grootelijks verzand, doch de loop van beide wordt nog altoos door.de alsnu in de plaats getreden watergangen duidelijk aangetoond. De geul van den noordelijken uitloop strekte zelfs tot in het laatst der voorgaande eeuw nog tot grens tussehen de nog gescheiden heerlijkheden van Vossemeer en Vrijberghe.

De gronden, waaruit de Hikke of eigenlijk Onze Lieve Vrouwepolder, is onts^ii, zijn vermoedelijk in 1515 of 1516 ontgonnen. Het kan'echter niet met zekerheid worden bepaald, hoe de inpoldering ervan heeft plaats gehad, daar de dijk, waarmede zijne gronden aan de zee zijn ontrokken, is verloren gegaan, doordien de dijkageeindelijk [geheel ophield te bestaan, ’t Is echter alleszins te vermoeden, dat bij de gevolgde herbedijking het overgeblevene. der waterkeering zooveel mogelijk is benuttigd tot den aanleg van den nieuwen dijk. Blijken zijn, wel is waar, daarvan niet voorhanden; doch bij eene gewijzigde strekking, zouden allicht nog sporen van den ouden dijk op de eene of andere plaats aanwezig zijn; doch ook daarvan wordt niets waargenomen.

De eigenlijke stroom heeft dezen polder geen nadeel toegebracht. Langs zijn noordelijken kant ontstonden, reeds vroeg uitgebreide schorren en langs den oostkant bracht dien de Eendracht, waarin weinig getij liep, ook geen schade toe. Doch, al werden zijne oevers niet afgeknaagd en zijne dijken ook niet door zwaren golfslag gebeukt, van rampen, door stormvloeden aangericht, bleef ook deze bedijking geenszins bevrijd.

Reeds op 5 November 1530 en dus kort na de opwer-king brak de dijk van Onze Lieve Vrouwepolder door. Zwaar schijnt de dijkage alstoen te hebben geleden, want zooals wordt bericht, zij kon niet dan met groote kosten worden beverscht. Dan, zulks toch geschiedde, nadat door Keizer Karei V aanzienlijke bijdragen aan hare ingelanden waren toegestaan. Maar de ternauwernood gesloten en herstelde dijk scheurde door den stormvloed van 2 November 1532 weder op geduchte wijze vaneen zoodat besloten werd clen zoo zwaar getroffen polder te verlaten.

Het schijnt, dat het ingelanden ook later aan de noodige fondsen ontbrak; want wel werd in 'J536 en dns kort na de laatste overstroorning en ook in 1549, nog eene raming van uitgaven tot herbedijking opgemaakt, doch daar bleef het bij ’t Was steeds wikken en wegen. Eerst in 1561 had eene herbedijking, onder den naam van Hikkepolder, plaats, door de opwerking eens dijks, zooals die heden in strekking nog daar voor ons ligt. Hij neemt een aanvang aan den polder broek, buigt zich om tot aan den Iverkepolder en is 3450 Meter lang.

De oude benaming geraakte van de baan; ’t was niet meer de Onze Lieve Vrouwe, maar de Hikkepolder, vermoedelijk aldus genaamd naar de vele geuite onwillekeurige stootende zuchten, als hikken, tot herbedijking.

De opgeworpen dijk werd aanvankelijk door de wateren van de Krabbekreek en de Eendracht bespoeld; doch bij de inpoldering van Vogelsang gingen reeds eene lengte van 410 Meter, en bij het tot stand komen van Oost- en Nieuw-Vrijberghe, achtereenvolgens vakken van 480 en 560 Meter op die plaatsen in binnendijk over.

Of de opnieuw bedijkte polder door den vloed van 1570 groote schade heeft geleden, is niet bekend; wel wordt dit vermoed en met het oog op de alstoen nog mindere gezetenheid der waterkeering, zou zulks ook niet te verwonderen zijn. Na dien tijd bleef hij lang van ongevallen bevrijd. De dijkgeschoten tot onderhoud der zeeweringen gevorderd, waren ook steeds dragelijk; maar later trof de dijkage nog in ’l bijzonder een bij uitnemendheid zwaren slag.

Het was namelijk door den zoo vreeselijlcen storm van 26 Januari 1682, toen de dijk, juist tegenover den uitloop van den Vosvliet of tegenover de groote kreek, die den polder over zijne breedte snijdt, bezweek en aan den vloed op zoo ongedwongen wijze vrij spel verschafte.

Het alstoen zoo hoog opgestuwde getij drong met ontzaglijk geweld naar binnen en veroorzaakte een omvangrijke schade. Blijkens eene weezenrekening van Cornelis Betsmcm, werd de daarin bestaande hofstede, bewoond door Pieter Anthoniss Snouck, geheel omver gesleurd. De pachter bleef de huur schuldig aan de weezen van wijlen Caiharina Vermuyden ; hij werd gezegd ganschelijk te zijn geruïneerd, en had naar elders de .wijk genomen, zonder naricht van waarheen, (a)

Door de invloeiïng was een zoo diepe opening ontstaan, dat in de strekking van den ouden zeedijk aan geene afsluiting te denken viel. Hoogst, bezwarend was het ontstane geval ook inzonderheid voor het minder technisch ontwikkelde bestuur. Veel gepeins of overweging werd geëiscbt, om de zoo ernstige ramp te boven te komen. Langs de boorden der ingepolclerj^ kreek beproefde men eene hulp- of banglcade op te wérken, terwijl overigens alles werd in het werk gesteld, wat mogelijk was, om een definitieve. afsluiting van de' doorbraak voor te bereiden.

De opgewerkle kade was evenwel niet tegen den drang van het water bestand, waarom besloten werd eene nieuwe, doch nu op een rij zenbed in de strekking van den te leggen dijk, op te werpen. Tal van arbeiders, zoo van Qud-Vossemeer, Scherpenisse, Poortvliet, St-Maartensdijk en St-Annaland werden voor die afsluiting in dienst genomen ; terwijl eene menigte vletters, zoo uit Holland, als uit dit gewest, en inzonderheid uit Tholen, daarbij werkzaam waren. -

De kade, waarmede de doorbraak tot gierstroomshoogte werd afgesloten, was op het laatst van Augustus 1682 voltooid en de kosten daarvan kwamen op bijna 361Ö £ Vlaamsch of op f21,660)— te staan. Onder deze uitgaaf' was nagenoegv2800 £ Vlaamsch of f!6'800 voor aange-voerden en verwerkten schorgrond begrepen ; het overige was alleen aan dagloon en aan rijsmateriaal besteed.

Het verder opwerken der kade tot dijlcshoogte, werd op 7 September aanbesteed. Met de uitvoering daarvan ging het echter niet voorspoedig, omdat de aannemer, naar het schijnt, daarvoor een te gering bedrag bedongen had. Op den 24sten dier maand greep dan ook herbesteding plaats, waarna gelukkig geene vertraging meer ontstond; maar de voltooiïngswerken vorderden alsnog eene uitgaaf van ruim 757 £ Vlaamsch of van f 4-542, zoodat met inbegrip

(a) Zie nopens Caiharina Vermuyden ook bladz. 534.

van hetgeen nog voor verder herstel en verhooging van den ook elders zeer gehavenden dijk is besteed, de door dezen storm veroorzaakte schade eene geldelijke uitgaaf van 4920 £ 13 ft 6 gr. Vlaamsch of van f 29-524,05 heeft noodzakelijk gemaakt, zonder de kosten van de nieuwe sluis, waarin ook deze polder nog een niet gering aandeel te dragen had. («) De geheele opbrengst alzoo nagaande beliep met inbegrip van 6 £ Vlaamsch van een verkochte keet 4352 £ .14 fl 9 gr. of f26'116,42'’; weshalve de rekening sloot met een tekort van f 3-4-07,623.

Onder veel lijden en gejammer was dit bedrag bijeengebracht. Reeds bij het doen der rekening van het vorige jaar op 10 April 1682 had men besloten tot de opbrengst van een omslag van 2 £ Vlaamsch per Gemet; op 20 Juli was weder eene heffing van 2 £, en op 25 Augustus voor de derde maal een van 2£ Vlaamsch gevolgd. En hoewel daarmede reeds een totalen omslag van 6 £ was opgebracht, had men toch nog geenszins de grens van den te dragen last bereikt; want op 12 September volgde nogmaals een omslag van 2 £ en op '12 October een van 1 £ per Gemet, zoodat in ’t geheel 9£ Vlaamsch of f54 per Gemet tot herstel der ramp was opgebracht. Zoodanige belasting, gelijkstaande met f 137,50 per Hectare, is ongetwijfeld niet dan onder groot of veel lijden te dragen geweest.

De omslag was gemaakt over 482 Gemeten 233 Roeden, want er waren 4 Gemeten lands weggespoeld en 72 Gemeten 169 Roeden van mr. P. van den Broeck, die niet had kunnen besluiten deel te nemen in de herbedijking waren voor gemeenschappelijke rekening van ingelanden tot zich getrokken. Van laatstgenoemden eigendom werden in 1684 eenige gemeten verkocht; het restant, zijnde 58 Gemeten 19 Roeden, werd later onder ingelanden verdeeld.

Hoe aanzienlijk de schade, door dezen stormvloed aangericht, was, laat zich uit de tot herstel daarvan aangewende bedragen verklaren. En zooals reeds bij andere dusdanige ongevallen is opgemerkt, bevatte de vermelde

uitgaven nog geenszins alles, wat tot herbedijking en de uitvoering van de daarmede in verband staande werken was besteed. Voor de nieuwe zeesluis, ten laste van dezen en de twee andere groote polders gebouwd, moest zelfs nog eene aanzienlijke leening worden aangegaan.

Dan, er viel nog meer te dragen. Er bestond ook eene schade, niet of althans moeilijk in cijfers uit te drukken, namelijk eene die zoo aan het gezaai als aan het land, door bet zoute water was teweeg gebracht, en die ook in bare gevolgen, zoo nadeelig was. Voor jaron achtereen toch was de vruchtbaarheid, van den polder geknakt; terwijl de woningen en getimmerten daarin tot op de helft hunner innerlijke waarde waren verminderd. Hoe duur kwam alzoo eene te lage gesteldheid van déSc^dijk, die met betrekkelijk geringe kosten ware te verhelpen geweest, te staan! Maar men make van dit verzuim het voorgeslacht geen verwijt. Men had bij vele andere minder bekende zaken, geen helder inzicht in het steeds klimmen van den vloed, het gevolg van een sinds lang niet zoo voor de hand liggende omstandigheid. (a) Gebrek aan gehechtheid of belangstelling van of in hun erf kan hen bij hetgeen men verneemt dat geschiedde, toch niet worden aangerekend, ’t Zij ook verre van mij den omvang der gedragen offers tot behoud van hun erf te onderschatten. Zij verdienen onzen lof, een zoo gewichtige onderneming, als deze herbedijking, in hun eenvoud, onder het vloeien van veler tranen, hebben weten te volvoeren.

En wat het tekort schieten in zake de gesteldheid hunner dijken in betrekking de verandering van den vloed; dit laat zich verklaren. Wij zagen het zelfs nog in de voorgaande eeuw, hoe onvolledig inzicht omtrent de doorgaande hoogte van het overigens door eenig beletsel bebeerscht wordend getijverband, alsnog bestond bij de landaanwinning of de afsluiting der Ooster-Schelde en bij de eerste afdamming van het Slaak. Beide ondernemingen faalden dan ook; doch hunne mislukking gaf stof tot nadenken

(a) Men herinnert rich nog het getob in de vorige eeuw hij de eerste afdamming van . het Slaak.

en wezen verder den weg aan, die tot het bereiken van het gestelde oogmerk moest worden ingeslagen.

Zeven jaar later, en dus in 1689, wendden ingelanden zich nogmaals tot de Staten met bericht, dat voor het herstel der inundatie en voor hetgeen later daarmede in verband staande, was verricht, in het geheel reeds i01j2 £ Vlaamsch (of f63 per Gemet) was opgebracht; dat men, al wat mogelijk was, had aangewend, om de gronden weder rendeerende te maken ; dat daarvoor geene kosten waren gespaard;. doch dat het zoo gewenschte oogmerk nog ganschelijk niet was bereikt, waarom men eerbiedig verzocht, dat de voorrechten, op 9 April 1682 voor de her-bedijking toegestaan, en bestaande uit vrijdom van de helft van den »C-penning, van het Iloorngeld, van de belasting op de bezaaide Gemeten en van de Vijftien Stuivers van het extra ordinaires” voor den tijd van zeven jaar, nogmaals voor eenigen tijd mochten worden verleend, (a)

In welken zin ten deze1 werd besloten, vindt men niet vermeld. Alleen blijkt, dat na de treurige gebeurtenis de polder niet meer zoo zwaar is getroffen; de dijklasten waren later dan ook niet bepaald drukkend, daar even als voorheen, de oever niet door den stroom werd aangetast. De zeedijk, die in 1699 en 1700 belangrijk werd verzwaard, vorderde slechts een eenvoudig, en een niet kostbaar onderhoud; later onderging hij ook nogmaals onderscheidene malen verbetering, en na den vloed van 12 Maart 1906 is deze eindelijk doorgaande aanzienlijk versterkt. Thans bezit de waterkeering een alleszins voldoend profiel. De lengte er van bedraagt 1755 Meter en diens hoogte reikt tot gemiddeld 5,50 Meter boven N. A. P.

Men verneemt niet dat ook ingewikkelde verdedigingswerken tot behoud van de waterkeering werden gevorderd ; slechts van eene eenvoudige bekramming wordt in de bekeude bescheiden gewag gemaakt. Ook heden wordt de dijk nog slechts op enkele plaatsen, met krammat voorzien ; voor verreweg het grootste gedeelte is deze door rijpe schorren of hooge slijken begrensd, en deze beschermen

{ij Statennotulen Tan 1689 pag. 119.

dien zoozeer, dat geene uitgaven voor andere kunstwerken gevorderd worden. Veel is dus ook hier geleden, maar de nakomelingschap oogst sinds lang wat onder dit lijden is gezaaid.

Suatie. Door alle tijden heen voerde de polder zijn hemelwater al op de Eendracht. De sluis, waardoor zulks geschiedde, lag ook vroeger tegenover de Hiksche kreek, die als een uitloop van de Vosvliet moet worden aangemerkt..

Bij de overstrooming van Onze Lieve Vrouwepolder in 1532ging ook de oorspronkelijke sluis verloren; doch bij de gevolgde herbedijking in 1561, onder de benaming van Hikkepolder, kwam ook een nieuwe sluis tot stand. Deze werd reeds in 1580 herbouwd. Ook greep vernieuwing daarvan plaats onder leiding van „Gedeputeerden van ingelanden”, zijnde. Jan Janss Strijt, M. Franssen, Wilhelm van Vrijberghe, Cornelis Jacobss Verlucht en Jacob Liens. (a)

De aanbesteding der verbouwing had plaats op'17 Maart 1054 aan Wijnant Jaspers van Bletterswijk te Dordrecht voor 531 £ 13 ff 4 gr. Vis. of voor f3-190, zonder de slikhouten, die afzonderlijk werden verrekend voor 31 £ of f'186. In de besteding was ook niet begrepen het be-noodigde ijzerwerk, en ook niet de vingerling, de ont-graving en de aanaarding, welk een en ander vanwege den polder werd geleverd of verricht.

De houten sluis moest te Tholen bij de Waterpoort worden pas klaar gemaakt en op 1 Augustus 1654 zijn voltooid. Voor eiken dag vertraging in de oplevering zou de aannemer 13 fi 4 gr. of f4,00, ten behoeve van den polder en gelijk bedrag voor den Armen van Vossemeer, worden gekort.

Dan, ook dit vernieuwd middel tot waterlossing ging bij de bevloeiïng van den polder in 1682 verloren. Desluis spoelde bij het ontstaan van die ramp weg en werd daarna iets meer noordelijk, doch aan denzelfden kant van de ingepolderde kreek en ook ditmaal in hout verbouwd.

De lengte van de tegenwoordige sluis, die in 1736

(a) Onder M. Franssen hebben wij te verstaan Melchior Franss Leydeïcker.

andermaal eene herbouwing, doch alsnu in steen onderging, bedraagt 27 Meter, is 2,08 Meter wijd en hare dorpels reiken tot 2,00 Meter beneden N.A.P. Zij is voorzien van twee paar deuren en bezit een alleszins voldoend vermogen tot afvoer van het water uit de „Drie groote polders”, die onder de ingetreden orde van zaken gemeenschappelijk in haar onderhoud voorzien.

In het sluitstuk van het binnenfront, wordt vermeld dat de eerste steen is gelegd door J. W. Rosevelt, onder de Directie van W. E. Ferleman, als dijkgraaf en A. van der Schooi•, L. Rosevelt en G. van Duimen als gezworens.

Het gemiddelde hoogwater voor deze dijkage kan aangenomen worden op den bovenkant van den deksteen op het buitenfront der sluis, of op 1,47 Meter boven N.A.P. Het verschil tusscben eb- en vloed bedraagt ongeveer 3,15 Meter.

Het is niet gebleken dat de polder op het gebied der waterlossing ooit veel nadeel van een minder gun-stigen afloop daarvan zou hebben te lijden gehad. Inden laatsten tijd kwam de afvoer, als gevolg van een minder gunstig buitendijkschen toestand, echter vaak vertraging te ondergaan.

Thans wordt het hemelwater afgevoerd door het in 1900 gestichte stoomgemaal, genaamd „De drie Groote polders”, in de nabijheid der sluis. De machine wordt in werking gesteld bij een waterstand van 1,60 Meter beneden N.A.P. en voert het water af tot eene daling bereikt is van 2,15 Meter beneden dien stand. Zij bezit een vermogen van 48 paardekracht eri voert 89 M3. water per minuut tot 4,50 Meter hoogte op.

Dit stoomgemaal is gesticht onder het bestuur van;

W. H. van Gorsel, als dijkgraaf,

F. J. Ampt, als gezworen,

M. A. Douw, „    „

L. M. Frideriohs, „    „    en

J. M. de Graaft, „ ontvanger-griflier.

De ontwerper ervan was de Ingenieur-architect W. Brandsma Johsz.

Grootte. De grootte van Onze Lieve Vrouwepoldet' wordt gezegd te hebben bedragen 400 Gemeten. Daarbij vindt men echter geen gewag gemaakt van vroon, en ook niet van de schotbare verhouding daartoe, (a) Deomvang van den Hikkepolder bedroeg in 1627, blijkens de oudste der alsnog voorhanden zijnde rekeningen, 559 Gemeten 131 Roeden. Na het ontstaan der doorbraak in 1682, wordt echter maar 549 Gemeten voor zijne grootte vermeld. De vermindering van de oppervlakte heeft plaats gegrepen, doordien bij de inundatie, zooals reeds is opgemerkt, 4 Gemeten 29 roeden is weggespoeld. Bij de beversching van den Kerkepolder is bij de Zoete Weel 1 Gemet 203 Roeden buiten gedijkt en het overige werd vergraven tot het opwerken of verzwaren van den dijk.

Tegenwoordig bevat de polder 219,5158 Hectaren sehot-baar of zoogenaamd dijkersland en 4,5686 Hectaren vroon. De eerstgenoemde oppervlakte komt overeen met 563 Gemeten 225 Roeden Oude of Blooische maat. Deze uitbreiding der grootte is waarschijnlijk bet gevolg, doordien de in 1682 vergraven grond door gedurig ondergane verbetering, later weder aan de schotbare oppervlakte is toegevoegd.

Wat de gesteldheid van den grond aangaat, kan worden opgemerkt, dat deze polder de minst vruchtbare is van het geheele waterschap; zijn bodem bestaat uit met eenig zand vermengde, klei. Men is stemgerechtigd ingeland daarvan bij een bezit van 4 Hectaren eigendom.