Auteur Topic: Hendrik Buffel genoemd in Zelandia Illustrata deel1  (gelezen 2969 keer)

0 leden en 1 gast bekijken dit topic.

Offline webmaster

  • Administrator
  • Full Member
  • *****
  • Berichten: 171
  • Geslacht: Man
  • local historian
  • -Locatie: Willem van Beierenstraat
Hendrik Buffel genoemd in Zelandia Illustrata deel1
« Gepost op: juli 27, 2017, 08:41:34 pm »

De heeren van ter Tholen.

Titel.   *
Hierop de wapens Tan Henegouwen , Beaunont, Chatillon (Soisbons Blois)
en Bbrcen , met den Brabantsehen leenw, vgl. de Rouge , 1Verf. Heraut, bl. 809.
Zegel en contrazegel van Jan van Avesnes en Aleida van
Holland.

Git Vrrdius, Oen. Com, Fl., t. I, p. 54. Dat deze Jan tan Avesnes ,
schoonbroeder van den roomsch koning Willem, ooit heer van Tholen zon ge-
weest zijn is mij nergens vóórgekomen. Van Grupsekrek zegt in zyn Groef-
schap van Zeeland MS., dat Tholen is geweest eene goede stad vso den graaf,
voor dat hij (d. i. Willem III) die aan zijn broeder, den graaf tan Beaumokt ,
soa gegeven hebben en dat die gift zou gevoegd z(jn geworden bij de goederen die
aan Floris van Borssele hadden toebehoorden das omtrent 1315, vgl. Miemie,
dL II, hl. 163. Het komt mij evenwel waarschijnlijker voor dat Tholen reeds
vroeger hoeren heeft gehad, die leenpligtig waren oen den hertog van Brabant.
Waarschijnlijk heeft de grond , waarop Tholen is gebouwd, een gedeelte uitgemankt
van Schakerloo, waarmede het, toen de Striene nog de scheiding was tussen
Brabant en Zeeland, tot Brabant behoorde, zie Kluit, Hiel. «rit. eom. Zet., t,
I, 2, p. 110 sq., II, p. 249 sq. waaruit ook te verklaren valt dat bet gedeelte
beoosten de Striene kerkelijk ressorteerde onder het bisdom van Luik. Een ge-
deelte van Schakerloo werd a*. 1212 (Kluit, 1. c. II, p. 341) aan de vorige
bezitters, door den hertog van Brabant ontnomen en met den tol op de Striene
in leen gegeven aan den heer van Breda; een gedeelte, welligt de andere helft,
werd in 1220, 12 October, door den hertog in leen gegeven aan Willem I,
graaf van Holland, en volgens de gissing van abt Utrecht Drksszluuis , Aloude
getleldheid ent., bl. 108, zon het een deel hebben uitgemaakt van het huwe-
lijksgoed dat Maria, de oudste dochter van den hertog, aan graaf Willkm
aanbragt. Dit was het gedeelte dat het naast aan Brabant gelegen was, zie
Ebmxrins, Tholen in Zteuiotche oudheden, dl. VII, bl. 51 en werd in 1229 ver-
groot en wel door koop van Willem en Hendrik , de zonen van Goten , volgens
Mieris , I, bl. 204 en in 1231, met land toebehoorende aan de kerk de Rodeg of
Aardenburg. Nu werd, in 1235, het gedeelte van Schakerloo, dat aan den graaf
van Holland toebehoorde , in leen uitgegeven aan Hendrik Buffel , nader
daarin bevestigd in 1248; Mieris, I, bl. 246 en Muurman , Oetehiedenit van
den Boonueh honing, dl. I, bl. 821 sq. cf. IV, bl. 812 en in diezelfde fami-
lie Buffel vindt men Tholen in 1291; zie den brief van 9 November 1291
bij Mieris, I, bl. 648. In dien brief, waarvan ook eene copie van een vidimus
berust in de meer gemelde verzameling op het provinciaal archief, portefeuille
Tholen, doch met het jaartal 1299, komt Hendrik Buffel voor als geklaagd
hebbende aan den hertog van Brabant, ten behoeve van zijne vrienden en ho-
mmee van Tholen en verkrijgt hy hunne vrijstelling van den tol van Papenisse
en Burgvliet. Die Henric van Buffels of Buffel komt nog voor als ge-
tuige in een charter van 28 blaart 1298, bij Kluit , dl. II, bl. 998; zijn
naam komt niet voor onder de gezworenen B. Ooster Schelt (Kluit , 1. c., p,
955), welligt omdat zijne heerlijkheid een leen van Brabant en niet van Zee-
land was; men vindt dan ook, in de lijst der gezworenen, edelen van Scherpe-
nisse en Stavenisse, liggende bewesten de Striene, doch Schakerloo en Tholen
worden er niet genoemd. Wanneer nu Tholen en Schakerloo, later ook altyd
zoo nasuw vereenigd, geheel van Brabant zijn afgescheiden is mij niet gebleken.
Het andere gedeelte van Schakerloo, dat aan den heer van Breda in 1212 was
gegeven, werd krachtens aote van scheiding van 1287, in April 1290, toege-
kend aan Gxrrit van Weskmale , die heer van Bergen-op-Zoom werd; zie de
Rouck, a. w., bl. 286 , 287 en Ehmerins , L c.


Zegel en contrazegel van Jan van Avesnks , graaf van Hene-
gouwen en Philippe van Luxemburg*
Uit Vrkdius , Gen. Coat. Fl., t. I, p. 54. Hoe of Tholen met Schakerloo
in hunne handen ia geraakt, ia my niet gebleken, welligt door verbeurdverkla-
ring ; althans het geslacht Buffel was niet uitgestorven, daar men nog in 1353,
onder de bedijkers van Duiveland, een Henric Buffel aantreft, Mikkis, dl.
II , bl. 818 en Jan vam Beaumont vestigde, 11 September 1326, de lyftocht
zijner vronw, „ op al het goed en den tolne (waarschijnlyk Tholen) in Zeeland
„dat 'a heer Henric Buffels was,” Mikkis, dl. II, bl. 401; nit de rek.
B. W. S. van 1347 door Jan Simomssen van Bizantcn , blijkt dat Alliknk
(H klems?), de dochter van heer Hendrik Buffel, gehuwd was met Gosewijn
van der Oije.

Zegel van Jan van Henegouwen , heer van Beaumont.
Uit Vrkdius, a. w., p. 57. Dat de beroemde Jan van Beaumont, de broe-
der van Willem III, heer van Tholen is geweest, blijkt o. a. uit Mieris,
dl. II, bl. 636. Welligt verdient het opmerking dat er een geslacht van Tho-
lrn voorkomt in 1818, Mikris, II, bl. 194. Jan van Beaumont overleed
11 Maart 1856.

Zegel en contrazegel van Willem I, graaf van Namen.
Uit Vrkdius, o. e., p. 84. De dochter van Jan van Beaumont, uit zyn
huwelijk met Maroaebtua van Blois en Soissons, Johanna , te wier behoeve
hij in 1346 van gravin Maroaretba de erfopvolging in zijne leengoederen had
verkregen, Mieris , II, bl. 709, was gehnwd in eerste hnwelyk met Louis de
Chatillon, graaf van Blois, die echter lang voor den dood van Beaumont
overleed. Beeds vóór 1348 hertrouwde xy met Willem van Namkn, zie Vre-
dius, I, bl. 852, II, bl. 62, en dit is de reden waarom zyn zegel hier voor-
komt. Tholen ging over op den tweeden zoon uit haar eerste huwelijk, Jan de
Chatillon , graaf van Blois, die aan Tholen in 1366 de kenren gaf, vermeld
bij Mieris, II, bl. 201. Hy was gehuwd met Matbildk van Gelderland,
wier derde man hij was en overleed 19 Mei 1380, werd begraven te Valen-
mennes, Vrxdius, II, p. 112, en werd als heer van Tholen opgevolgd door
ziju broeder Gui de Chatillon, graaf van Blois, gehuwd met Maria van Na-
men. Gui overleed 88 December 1897 en zijne vrouw a*. 1400’, Vrkdius, 1. c.
Door den dood van Gui, zonder kinderen, keerde Tholrn tot de grafelijkheid
terug en werd eene goede stad. Na dien tijd komt Tholen dan ook voor onder
de grafelyke steden in 1405 (Miiris, dl. IV, bl. 18), in 1416 zelfs vóór Goes,
(Mikris , dl. IV, hl. 885). In 1488 werd Tholen toegewezen aan Jacoba van
Bkijeeen, (Mieris, dl. IV, bl. 1012) en door deze als Zeeuwse leen uitge-
geven aan Frank van Borssels, zie het charter vermeld by v. Limburg Brou-
was, Boergonte oorkonde», bl. 26, 27 uit een register v. Borssxle, van welk
register eene oude copie in myn bezit is en uit welk charter blijkt dat niet



Kaart van de gemeente Oost- en West-Souburg J 866 , uitgave
van Hugo Suringar te Leeuwarden.
Uit J. Kuijper , Oèmeenteatlas. Schaal 1 : 87500.

Over Souburg zie meu, wat den vroegeren tijd betreft, ab Utrecht Dres-
8ELHUIS, Wandelingen door het eiland Walcheren, bl. 40 volgg.» en over den
lateren (M. C. Paspoort van Grijpseeree) , Be gemeente Oost- en West-Sou-
burg , eene statistische bijdrage tot de plaatsbeschrijving van Zeeland, Middelb.
1860. Over het geslacht der edelen van Souburg, zie Grijpseeree, in
Boogadelijk Zeeland, bl. 158. Ook is er o ader de M.S.S. van het Zeeuwsch
genootschap eene belangrijke memorie van mr. S. de Wind, over Souburg
Zoowel Oost- als West-Souburg hebben behoord aan heeren uit dat geslacht,
dat men reeds in het midden der 12e eeuw vermeld vindt; cf. Kluit, God.
dipl.y p. 787» coll. 567 ; Souburg zelf in 1198, zie v. d. Bergü, Oorkon-
denhoek, T, bl. 110 volg. In de 13e eeuw was het een der voornaamste
geslachten van Walcheren, verwant aan vele andere en waaruit ook enkele hon
oorsprong schijnen genomen te hebben. In die eeuw vindt men vele edelen van
dien naam: a°. 1218 Doedijn en zyne zonen Jan en Simon, ali. 1218, 1250,
1256; den zoon van Simon, Jan a°. 1290 en Nicolaas a°. 1258, 1270, vooru
Willem en z\jne zonen Pieter eu Boudewun ai#. 1248,. 1250, 1258 en Jam
den zoon van Pieter a°. 1299; zie Kluit, 1. c., p. 413, 535, 562, 566 ,
735, 892; Mieris, I, 385, 449; v. d. Berqh , a. w., II, 305. Welligt
waren Jan en Simon de hoofden der takken van Oost- en West-Sonbnrg. In
de rentmeestersrekening van 131§ vindt men vermeld Clats Janssen tan Sou-
burg. Volgens de genealogiën van het geslacht van Borssele, zou Flo&is
van Borssklf. , overleden vóór 1328, door een huwelijk met eene erfdochter
van Souburg deze heerlijkheid in het geslacht van Borssele (den oudsten tak
vroeger in Borssele wonende) gebragt hebben. In de rekening van den rent-
meester B. W. S. 133j vindt men evenwel nog, zoowel in Oost- als West-
Sonbnrg, edelen nit het geslacht van Soububg en ook anderen als bezitters van
ambacht; in West-Souburg: Jan Pieterse, Pietek, Svmon en Boudijn Janss.
tan Souburg ; in Oost-Sonburg: Jan Willemse van Souburg , Boudijn
Janss., Boudijn Willemsz., Jan van der Bkke, Zegher en Willem Bor-
wxnsen en Boudijn en Willem Jan Botjwensen en ook nog veel later vindt
men onder de ambachtsheren van Souburg edelen uit dat geslacht en ook wel
anderen, zoo als het geslacht Buffel. Hoe het zij, het staat vast dat, op
welke wijze dan ook, de beide heerlijkheden van Souburg in het geslacht der
Borsselkn (oudsten tak) zijn gekomen. Het wapen van het geslacht van Sou-
burg komt verschillend voor. Op het zegel van Pietér van Souburg (13e
ecaw) vindt men drie klimmende leeuwen, later vindt men het wapen sabel met*
een burgt van goud, vastgehouden door twee leeuwen, zie Grijpskkrkk ,
a. p. en van Visvliet, Archief, IV, bl. 25, waar men ook een ander zegel
van Stmon van Souburg vindt vermeld. Opmerking verdient de trargt, voor-
komende in de wapens van Middelburg, Domburg en Soubnrg. De oude burgt
van Oost-Souburg heeft gestaan, niet zoo als Dresselhuis wil, aan de noord-
zijde van het dorp,, doch aan de zuidzijde, waar een blok, geheel rond, den
naam van borgtblok draagt, en een weg dien van borgweg. In het midden der
15e eeuw vindt men Adkiaan van Borssele van Brigdamhe in het bezit der
beide Sonbnrgen. Deze had ze verkregen van zijne eerste vrouw Maria. Vol-
gens de gene&logiën van Borssele, zoowel die van Ruisch de Bruin als andere
zon zij geweest zijn Maria van Borssele, de laatste erfdochter van den oud-
sten tak der Borssklen’s , en met die opgave komt overeen het grafschrift dat
vroeger op een zerk in de kerk te West-Soubnrg gestaan moet hebben, volgens
de afteekening daarvan gemaakt op last van den graaf van Egmond :   , Hier
tflighi vrou Maria van Borssele heer Florib dochter vrou van Montfoort en
w Zouburgjt^ die heer Adriaans wijf wat ende tterff <r°. 1448.” Die eerste vrouw
van Adriaan van Borssele is echter geweest Maria van Cats, de dochter
van Jan van Cats en Elisabeth van Borssele, zoo als onwedersprekelijk
blijkt uit het testament van Adriaan van Borssele, bij Matthaeus, Analecta,
t. II, p. 286 volgg. en inzonderheid uit het stuk van 20 April 1457 over * de suc-
cessie tusschen Adriaan van Borssele en Maria Jansdr. van Cats, jonk-
vronwe van Subburch en van Zwanenburch” op het raadhuis te Middelburg
voorhanden en vermeld in J. H. de Stotpelaar, Inventaris van het oud archief
van Middelburg, bl. 81, waarmede dan ook overeenkomt de genealogie van het
geslacht van Cats, bij van Leeuwen, Bat. ill,9 bl. 901. Door genoemde
Elisabeth is derhalve Souburg in het geslacht van Cats gebragt en door Maria
van Cats in dat van Borssele van Briodamme.
Adriaan van Borssele , heer van Brigdamme, de zoon van Jacob en Anna
de Hennin , liet zijne heerlijkheid Souburg na aan zijn tweede vrouw Anna ,
de natuurlijke dochter van hertog Philips den Goede bij Jacqluïne van
Steenberghe.

Na zijn dood  Juni 1468, er bestaat vermoeden dat hij vergiftigd is geworden),
werd door hertog Karel beslag gelegd op zijne ambachts-
heerlijkheden en zulks wegens de vele verschuldigde beden» die Adrjaan gewei-
gerd had te betalen. Bij brieven evenwel van 12 Octobér 1469 werd zijne
weduwe, toen reeds weder gehnwd met Adolf van Ravestein, hersteld in het
bezit van de heerlijkheden Souburg, Duivelend en Sommelsdijk, mits het ach-
terstallige betalende, zie 4*. Copmiaat ter rekenkamer , fol. 298.
Op 20 Februarij 1497 werd aan Anna vergund over bare heerlijkheden in
Zeeland tc beschikken: 3°. Copul.f fol. 268, en zoo kwam Souburg, Westnou-
burg geheel en Oostsouburg, met uitzondering van 50 gemeten 120 roeden am-
bachts, die vroeger aan den graaf vervallen waren, aan haar halven broeder
Philips van Bourgondië, admiraal van de zee, later bisschop van Utrecht»
“natuurlijken zoon van hertog Philips den Goede bij Mahgarktha van Poest.
De heerlijkheden van dezen, die ongehuwd en zonder kinderen overleed (1524)
zijn overgegaan op de nakomelingen van zijnen halven broeder Boudewun van
Russel , insgelijks een natuurlijken zoon van Philips; zoodat iu het midden der
16e eeuw ambachtsheer van de Souburgen was Jacques van Bourgondië, heer
van Falais (f 1657), de oudste zoon van Karel van Bourgondië, die zelfde
zoon van genoemden Boudswijn was. Wij hebben hiervoren gezien dat de heer-
lijkheden van Jacques, wegens zijne gehechtheid aan het hervormde geloof zgn
verbeurd verklaard. Bij brieven van 1 October 1551 (3*. Geput., fol. 274) werden
zgne heerlijkheden Brigdamme, Noordmonster, Popkensburg en Cleverskcrke aan
zijn jongeren broeder Anthony (f 1564) overgedragen; ik heb niet gevonden
dat dit het geval ook met Souburg is geweest; wel dat deze Anthony keizer
Kabel V op het kasteel in Westsouburg in 1556 heeft ontvangen. Doch boe
het zg, dat Souburg aan Maximiliaan van Bourgondië zou zgn afgestaan, zoo
als de heer de Wind (M.S. memorie) meent, is mij uiet gebleken en schijnt
eene vergissing te zijn. De beide Souburgen zgn in 1567, tot een goed-
erfleen verheven zijnde, door Philips verkocht, bij welke gelegenheid z\j we-
der in verschillende handen kwamen. De stad Middelburg kocht Oost-Souburg
en kwam later ook in bet bezit der 50 gemeten, vroeger aan den graaf ver*
vallen en die achtereenvolgens waren overgegaan op Gillis van Borke, Adolf
Blankaart, Pieter Hol en Jan Hendkiksz. Houcr, van wiens zoon Jan
Houck, Middelburg dat gedeelte kocht. West-Souburg werd door deu graaf
verkocht aan Jekonimus de Rollé (f 1573), die evenwel de helft overdroeg
aan Philijbekt van Serooskerre, de andere bleef aan de erfgenamen van
Rollé, tot dat op 31 December 1578 de beide helften, de eene van weg*
Philibrrt, door Pieter Schoutens eu de andere door Laurens Mocr, als
curator vau het sterfhuis van Rollé, bg magtiging d.d. 12 Julg 1578, van
den magistraat van Veere, verkocht werden aan Philips van Marsix, heer
van St. Aldegoude, na wiens overlijden (15 December 1598) de heerlijkheid over-
ging op zijn zoon Jacob (f 15 Januarij 1599) en vervolgens op de dochter van
Jacob, Walburg van Marnix, gehuwd met Willem van Oldenbarneveld ,

heer van Stoutenburg. Zij verkocht de heerlijkheid op 10 Maart 1688 aan
de stad Middelburg, die derhalve nu de beide heerlijkheden bezat. By den
groeten verkoop van de heerlijkheden door de stad in 1679 werd Oostsonburg
gekocht door Alkxandek de Muncq (24 Mei 1670) en door hem, op 10 Fe-
bruarij 1691 , overgedragen op Bartolomeus Woutersz., van wien het in
1694, bij koop overging op Cornelis van Pere. Westsoubnrg was in 1679
gekocht door Isbac van Pere, na wiens dood, zyu broeder, genoemde Coi-
NEiiis, hem in 1694 opvolgde. Sedert dien tyd zijn de heerlijkheden steeds in
dezelfde handen gebleven. Van Cornelis van Pers gingen zij, op 16 Augustus
1746 over op zijn neef Adriaan Steengracht, wiens moeder was Anna Ca-
tuarina van Perk en van dezen, op 22 Mei 1773, op zyn broeder Cornelis
Steengracht, wiens dochter Cornelia Jacoba, gehuwd met Bkrnaro Willem,
graaf van der Goltz hem, 12 December 1786, opvolgde en de heerlykheid
in 1824 naliet aau hare dochter Wilhslkina Cornelia, gravinne van der
Goltz, gehuwd met Jean Gabriel La tont. Na haar werd ambachtsheer,
bij koop iu April 1824, Jan Pietek Cornelis baron Lampsins die de heer-
lijkheid in 1825 verkocht aan jhr. mr. Jan Cornelis Schokeb , wiens oudste
zoon jhr, Jacob Hendrik, sedert 1859 deze heerlijkheid thans nog bezit. Een
gedeelte van Westsoubnrg is in 1807, volgens het traktaat van Fontainebleau bij
Vlissingen gevoegd, waarvoor Souburg in 1824 (kon. besluit 6 Februarij 1824,
n°. 129) ƒ 4000 schadevergoeding van Vlissingen heeft bekomen.